Als het leven wiebelt, bieden woorden een houvast


Als het leven wiebelt, bieden woorden een houvast.

Het leven wiebelt. Soms slingert het zacht heen en weer, zoals een kind op een schommel. Misschien geef je het dan, net als dat kind, vol vertrouwen een extra duwtje, en ga je almaar hoger. Maar het leven kan ook wankelen, een kant op waggelen die je helemaal niet uit wil. Of het kan danig schudden en schokken, zodat je grondvesten daveren.
Op al deze momenten zijn er woorden.
WiebelWoorden zoekt ze samen met je op.
Omdat woorden helpen herinneringen te bewaren en belevenissen te delen. Omdat woorden een houvast bieden. En omdat het bijzonder prettig is woorden aan papier toe te vertrouwen.

Op dit blog vind je vooral woorden terug die binnen in mij wiebelden. Die zich puzzelden tot een anekdote, verhaal of gedicht.
Wiebel tijdens het lezen gerust mee op hun ritme.

donderdag 1 november 2012

Vijfenveertig (6)

Madammeke

‘Madammeke…’ bromt een stem in de nacht.
Ben ik aan het dromen? Dat denk ik niet. Maar ik lig wel niet in mijn eigen gele bed. Zelfs niet op de grote kamer waar ik normaal samen met mijn broer en ons moeke en vake slaap. Het is hier anders donker dan thuis. Ons moeke is wel in de buurt. Ik hoor haar wriemelen op een zetel vlak naast me.
De stem bromt opnieuw: ‘Madammeke…’ Ze klinkt als van een heks.
Ik krimp ineen. Ons moeke staat op en gaat naar de stem toe. Ik wil haar tegenhouden. Mijn arm slaat daarbij tegen het koude bed. Mijn andere arm kan ik niet bewegen. Er zit een soort zwemband rond. Hoe komt dat nou?
Plots weet ik het weer. Toen ons vake thuiskwam van zijn werk vond hij me huilend onder de schommel in de tuin. Ik was er af gevallen. Mijn arm deed ontzettend veel pijn. Samen met nonkel Walter voerde hij me naar het ziekenhuis. Daar namen ze foto’s van mijn arm. Mijn pols was gebroken. De dokter moest mij opereren zodat de botten in mijn arm weer mooi aan elkaar zouden groeien. Maar hij was al naar huis. Daarom deden ze die rare zwemband errond. Hij zorgt ervoor dat ik de pijn niet meer zo hard voel. Vannacht moet ik hier blijven slapen en morgen krijg ik een gips. Gelukkig slaapt ons moeke ook hier.
Ze roept een verpleegster voor de stem. Maar de verpleegster zegt: ‘Laat haar maar zeuren. Wij kunnen niet elk uur van de nacht bij haar zijn. Seffens valt ze wel in slaap.’
Maar de stem valt niet in slaap. Ze bromt de hele nacht. ‘Madammeke… Madammeke…’
Ons moeke draait en keert en zucht op de zetel. Ik kijk naar de streep licht die door de kier van de deur schijnt. Ik heb dorst, maar mag niets meer drinken. Het is een lange nacht. Misschien de langste van mijn leven.
De volgende morgen zie ik dat bij de bromstem een dikke brommadam hoort. Ze heeft grijze haren en rimpels en pukkels zoals een echte heks.
Wat later rijden de verpleegsters mijn bed naar een kille, groene zaal. Ons moeke mag niet mee. Dat vind ik eng. De verpleegsters zijn wel lief, maar de dokter in de zaal kijkt streng. Hij drukt een zwart masker over mijn mond en neus. Uit dat masker komt een vies goedje. Ik probeer het niet in te ademen, maar dat lukt me niet. Ik stik…
Niet zoveel later word ik wakker met een gips rond mijn arm. De verpleegsters rijden me weer naar de kamer waar ons moeke op me wacht. Ons vake is er nu ook. Hij heeft een grote zak met koffiekoeken bij. Die zijn voor ons moeke, want zij heeft nog niet kunnen ontbijten. Zeker niet voor mij, want na die verdoving is dat niet goed. Maar ik kreeg ook geen ontbijt. Ik brom een beetje zoals de stem en even later smul ik toch van de zoete koeken.
De dokter komt nog eens langs en dan mag ik naar huis. Fier op mijn gips stap ik de ziekenhuiskamer uit.

Meer over mijn vijfenveertigdagenproject lees je hier.

1 opmerking:

Als het niet lukt hier te reageren en je toch graag je zegje wil doen, mag je altijd een woordje achterlaten op www.bloggen.be/sprokkels.

Dank voor je reactie!