Als het leven wiebelt, bieden woorden een houvast


Als het leven wiebelt, bieden woorden een houvast.

Het leven wiebelt. Soms slingert het zacht heen en weer, zoals een kind op een schommel. Misschien geef je het dan, net als dat kind, vol vertrouwen een extra duwtje, en ga je almaar hoger. Maar het leven kan ook wankelen, een kant op waggelen die je helemaal niet uit wil. Of het kan danig schudden en schokken, zodat je grondvesten daveren.
Op al deze momenten zijn er woorden.
WiebelWoorden zoekt ze samen met je op.
Omdat woorden helpen herinneringen te bewaren en belevenissen te delen. Omdat woorden een houvast bieden. En omdat het bijzonder prettig is woorden aan papier toe te vertrouwen.

Op dit blog vind je vooral woorden terug die binnen in mij wiebelden. Die zich puzzelden tot een anekdote, verhaal of gedicht.
Wiebel tijdens het lezen gerust mee op hun ritme.

maandag 12 november 2012

Vijfenveertig (17)

Een nieuw vriendinnetje

Urenlang al klop ik in mijn eentje met mijn raket tegen de bal van mijn jokari. De andere kinderen van onze straat spelen blijkbaar niet buiten vandaag. Plots staat er toch iemand naast me. Een klein meisje met een groot hoofd en korte armen die als worstjes aan haar lijf hangen. Ik heb haar nog nooit eerder gezien. Ze heeft bolle wangen. Haar ogen staan ver uit elkaar en puilen wat uit, maar glimmen ook. Haar lach is nog groter dan haar gezicht. Ze lijkt me ouder dan ikzelf, maar ze is heel wat kleiner.
‘Wie ben je?’ vraagt ze, en vervolgt voor ik kan antwoorden met: ‘Ik ben Sonja, de tante van Koen van hier achter de hoek. Ik logeer dit weekend bij hem.’
Koen is nog een kleuter. Daarom speel ik nooit met hem, maar ik weet wel waar hij woont.
‘Mag ik ook eens proberen?’ Sonja waggelt op haar korte beentjes naar me toe. Haar lach groeit nog. Hij strekt zich nu uit over haar hele lijfje.
Het lukt haar niet tegen de bal te slaan. Mijn tennisraket is te groot voor haar. Toch blijft ze lachen. Ik haal mijn autoped uit de garage. Traag rij ik rond het grasplein, terwijl Sonja een stukje voor me uit loopt. Haar dikke poep schudt heftig heen en weer. Na een poosje wisselen we. Maar Sonja geraakt ook met de autoped niet goed weg. Het stuur staat immers te hoog. We zetten ons naast elkaar in het gras en tateren erop los. Sonja praat soms zo snel dat ik niet kan volgen. Maar ze vindt het niet erg de dingen twee of zelfs drie keer voor me te herhalen. Bijna de hele tijd schateren we het uit.
Als ons moeke me ’s middags roept om te komen eten, vraag ik: ‘Spelen we straks weer samen?’
Maar Sonja gaat deze namiddag met de familie van Koen naar de stad. Ze belooft me wel er de volgende morgen opnieuw te zijn. Ik kijk er al naar uit. Ik hoop ook dat ze nog vele weekends komt logeren.
‘Ik heb een nieuw vriendinnetje,’ vertel ik aan tafel, ‘Ze ziet er wat vreemd uit, maar nog nooit heb ik zo hard gelachen als met haar.’

Meer over mijn vijfenveertigdagenproject lees je hier.

6 opmerkingen:

  1. Heel mooi, Veerle !
    Het onbevangene om vriendjes te worden..., het kan nu (bijna) niet meer...
    Lie(f)s.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. De onschuld van een kind is dat, mooi!

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Reacties
    1. In het begin wel, maar toen we niet meer op straat speelden zijn we elkaar uit het oog verloren.

      Verwijderen
  4. Je zou haar opnieuw moeten ontmoeten. Oude herinneringen ophalen ...

    BeantwoordenVerwijderen

Als het niet lukt hier te reageren en je toch graag je zegje wil doen, mag je altijd een woordje achterlaten op www.bloggen.be/sprokkels.

Dank voor je reactie!